Recensie boek “De Leegte Helen” van Yasmin Mogahed

De materiële wereld kan de existentiële leegte niet vullen. Daarvoor is de weg naar binnen belangrijk. Dat is iets anders dan je afkeren van de wereld: “De meest geliefde mensen bij Allah zijn degenen die het nuttigst zijn voor de mensen.” Praktische levenswijsheid vanuit de islam.

Door dr. Vincent Duindam, gepubliceerd op 4 september 2023 in de christelijke magazine “de Bezieling”

Voor sommige mensen is religie ‘gewoon een heilig vakje in hun leven’. Maar je kunt religie ook zien als ‘een heilige lens’. Als je zo gaat kijken, kun je al je levenservaringen, zowel de vreugde als de pijn, gebruiken om te groeien. Je voelt je niet langer slachtoffer van de omstandigheden. Als je valt, sta je weer op. Er komt meer dankbaarheid, meer ‘richting’ in je leven.

Yasmin Mogahed heeft een mooi, diepgaand, maar ook praktisch boek geschreven waarin we dit leren vanuit de islam. De auteur beweegt zich op een terrein dat mij goed bekend is: psychologie, relaties, relatieproblemen, praktische spiritualiteit. Doordat ik die context ken, kreeg ik ook een bijzonder zicht op de islam.

Het is een warm en troostrijk boek. Goed onderbouwd met recent psychologisch onderzoek, ook de positieve psychologie. Mogahed is een goede gesprekspartner en ze heeft met veel mensen gepraat. Ze helpt hen door allerlei beperkende misvattingen over het geloof weg te nemen – zonder de voor de islam essentieel regels en voorschriften uit het oog te verliezen (bidden, vasten, kledingvoorschriften, kuisheid). Dat kan bevrijdend werken. Maar ook voor mensen buiten de moslimgemeenschap is het een interessant en rijk boek. Zij zullen zich wellicht in bepaalde voorschriften en regels niet kunnen vinden, maar de uitnodiging om voorbij te gaan aan de oppervlakkige, dominante cultuur en de diepte te zoeken, is voor iedereen relevant.

Materiële dingen kunnen onze leegte niet helen

Velen van ons ervaren een leegte in hun leven. Zij geloven dat ze het gat kunnen vullen, bijvoorbeeld met roem, goedkeuring, macht, geld, etc. En onze huidige cultuur moedigt ons hierin aan, omdat de dominante consumptiecultuur, de diepte, de verticale dimensie, God niet meer kent. Maar dit gat kun je niet vullen met materiële zaken.

Onze ziel is geschapen door God, voor God. We kunnen nooit ware vrede vinden zonder Hem te kennen. We kunnen nooit heel zijn zonder Hem. Hij is de Heler. De wond in ons is een wond van het ver verwijderd zijn van God. Hoe kan die genezen worden door het materiële?” (17)

Voor iedereen die zich hopeloos voelt, teleurgesteld of ontmoedigd is, heeft Yasmin Mogahed dit boek geschreven. Zij wijst ‘de weg terug’ aan. Je moet hiervoor stappen zetten, actief zijn en Mogahed geeft aan hoe je dit vanuit de islam en gebaseerd op de Koran kunt doen.

“We moeten dit pad naar huis bewandelen en we moeten het met ons gehele wezen bewandelen.” (17)

Juist pijn, ziekte en ellende kan een keerpunt zijn. Dit soort zaken zijn in de ‘dunya’ (het wereldse leven) niet te vermijden, maar ze kunnen je naar de diepte brengen. We zijn “gebrekkig ontworpen”, zegt Mogahed, maar dat is ook zo bedoeld. Op het niveau van de wereld, het horizontale, kun je geen perfectie vinden. Deze vind je alleen bij God. En deze stelt je op de proef, juist om je te helpen. Hierbij is het belangrijk om geen irreële, valse verwachtingen te hebben, maar wel geduld (sabr) en hoop.

Je kunt jezelf weerbaar maken voor de uitdagingen, die zeker zullen komen, door spirituele oefeningen, zoals gebed en dienstbaarheid aan anderen. Wanneer de uitdaging dan komt, kun je meteen zien hoe ver je bent op het spirituele pad. Kun je er goed mee omgaan, of ben je in één keer gevloerd? Ook dat is geen probleem, dan ga je vanaf dat punt weer verder op de weg.

“De Koran leert ons dat aan ons beproevingen worden gegeven ‘opdat Allah kan beproeven wat in jullie harten schuilt en opdat Hij kan zuiveren wat in jullie harten aanwezig is’.” (Koran 3, 154) (blz. 39)

Belangrijk hierbij is ook om de illusie van controle op te geven. “Veel mensen kunnen geen innerlijke rust vinden omdat zij geloven dat zij de touwtjes in handen hebben.” (blz. 44) Het gaat om overgave, zelfinzicht en dan prioriteiten stellen:

 “Allah verandert niet [de omstandigheden] waarin een volk zich bevindt, zolang zij zelf niet veranderen hetgeen zich in henzelf bevindt.” (Koran 13, 11)

Het is dus van belang de weg naar binnen te gaan. En als wij zelf contact maken met de diepte, kunnen de omstandigheden veranderen. Daarbij moeten we niet mopperen op wat ons overkomt, ruzie maken met wat er nu eenmaal al gaande is. Het is immers al zoals het is. Dit illustreert Mogahed met een mooi citaat:

“De pennen zijn opgeheven en de bladzijden zijn opgedroogd.” (al-Tirmidhi)

Bevrijding van vooroordelen

In dit boek gaat Mogahed ook in op verkeerde ideeën over het geloof waar mensen in gevangen kunnen zitten. Ik geef enkele voorbeelden. Zo is ‘sabr’ geduld, het uithouden bij beproevingen. Maar soms wordt gedacht dat je dan dus geen emoties mag hebben of tonen. Maar ook tranen kunnen helend zijn: voor vrouwen én voor mannen.

“Er is geen tegenstelling tussen mannelijkheid en huilen, en er is geen tegenstelling tussen sabr en huilen.” (83)

Ook hulp zoeken, bijvoorbeeld therapie, als het niet goed met je gaat, is niet in strijd met het geloof. Als je last hebt van depressie, perfectionisme, overmatig piekeren, of wat dan ook, zoek er hulp  voor.

“In feite kan hulp zoeken beloond worden als een daad van aanbidding.” (99)

Op enkele plaatsen in het boek spreekt Yasmin Mogahed expliciet vrouwen aan:

Het is niet areligieus of onspiritueel om je man te verlaten, wanneer hij jou mishandelt, of wanneer hij ontrouw is. Het is niet in strijd met de Koran om dan te vertrekken. Het is zelfs je plicht, voor jezelf en voor je kinderen. Wanneer je familie jou terug wil sturen naar een man die je mishandelt, gaat dat in tegen de Koran. Het is onderdrukking en misbruik van religie. En als je man jou verlaat, blijf hem dan niet online volgen. Daarmee blijf je jezelf pijn doen en hinder je het verwerkingsproces. Ten slotte wijst Mogahed er nadrukkelijk op dat moeders niet helemaal moeten gaan leven voor hun zoon. Dat is slecht voor de moeder, haar zoon en haar huwelijk.

Hoe ga je om met anderen?

Natuurlijk zijn gebeden en de rituelen heel belangrijk. Maar de toetssteen is hoe je met anderen omgaat. Mogahed citeert hier de profeet Mohamed die zegt dat wat je voor andere mensen doet, belangrijker is dan bidden en rituelen.

“de meest geliefde mensen bij Allah zijn degenen die het nuttigst zijn voor de mensen.” (212)

Hoe krijgen we dit voor elkaar? Strijd is belangrijk, bijvoorbeeld tegen impulsen vanuit je lagere zelf, de strijd tegen het ego (mujahadah al-nafs). Je moet in beweging komen. Allah vraagt niet om perfectie. Hij vraagt om inspanning. En zelfs een kleine inspanning wordt door God vermenigvuldigd. (225) Jezelf telkens opnieuw verbinden met de Bron, met vallen en opstaan blijven proberen en letten op het proces, niet op de resultaten. En dankbaarheid cultiveren. Allah zegt:

“En [gedenk] toen jullie Heer bekend maakte: ‘Indien jullie dankbaar zijn, zal Ik [Mijn gunst] voor jullie zeker doen toenemen, maar indien jullie deze ontkennen, dan is Mijn bestraffing zeer streng.”(Koran: 14,7) (blz. 146)

Maak je niet dwangmatig of overdreven bezorgd over mensen. Doe dan liever een smeekbede (du’a) voor ze, dat het goed met ze gaat. Daarnaast is het belangrijk om je te omringen met mensen die ook ‘de weg naar binnen’ willen gaan. Maar de meest essentiële les uit het boek is deze: zet niet ‘de wereld’ op de plek, waar alleen God hoort te zijn. Je moet je dus niet uitleveren aan de wereld: naam, faam, geld, macht, plezier, imago, sociale media. Als je dat doet, kun je alle uitdagingen met open vizier tegemoet treden. Ze krijgen dan de juiste proporties en brengen je niet meer totaal uit je evenwicht.

Het boek staat vol goede tips. Als je de inhoudsopgave inziet (blz. 6-10) kom je eigenlijk ook een lange lijst tips en adviezen tegen. Onderweg lopen we ongetwijfeld een paar deuken op, maar het is de moeite waard:

“Helden worden niet gekend door hun trofeeën. Ze worden gekend door hun littekens.” (252)